Textielhandelaar te ‘s-Hertogenbosch, geboren aldaar op 25 maart 1891, heeft tien jaar in Noord-Afrika gewoond, overleden te ‘s-Hertogenbosch op 22 juni 1973, zoon van Bernardus Adrianus Boelens en Frederica Johanna van Getsen. Jo is getrouwd te ‘s-Hertogenbosch op 3 juli 1919 met Johanna Maria (Annie) Desmense, winkelierster en koopvrouw, geboren aldaar op 26 oktober 1895, overleden aldaar op 22 september 1973, dochter van Petrus Hubertus Desmense en Catharina Wilhelmina Nissingh.
Getuigen bij de geboorteaangifte: Toon (A.F.) Jansen, koopman, een neef van zijn vader, en Antoon Boelens, een oom van zijn vader. Adres: Marktstraat, wijk C 236. Hij zal vernoemd zijn naar de oudste halfbroer van zijn vader: Johannes Wilhelmus (Jan) Boelens.
In juli 1894 vertrekt hij naar Venray, samen met zijn oudste broer Christ. Jo is dan dus 3 jaar oud en Christ nog niet eens 5 jaar. Twee jaar later, in juli 1896, keren ze beiden weer terug naar Den Bosch.
Inmiddels woont de familie in het Tweede Korenstraatje (Karrenstraat) in het pand ‘In de Put’. Als jongen werkte hij al mee in de textielhandel van zijn vader, vooral op de markten. Toen hij 14 jaar oud was, huurde hij al op eigen houtje een standplaats op de markt, omdat hij toen al zag dat er wat te verdienen viel.1
Vóór zijn huwelijk is Jo 9½ jaar werkbroeder geweest bij de Orde van de Witte Paters in Noord-Afrika. Deze kloosterorde is opgericht door de Franse kardinaal Charles Lavigerie (1825-1892).2 Er waren meer jongens uit Den Bosch die zich aangetrokken voelden tot dit Missiewerk. De paters richtten zich op evangelisatie, dus op verspreiding van het katholieke geloof in Afrika en hadden o.a. kloosters in Algerije en Tunesië. Dit waren kolonieën van Frankrijk. Ook in Nederland hadden de Witte Paters kloosters. Als jongen van 14 jaar kwam Jo al vaak in het klooster St. Charles in Boxtel. Dit gebouw heeft nog tot het eind van de 20e eeuw gestaan langs de A2 bij de kruising naar Esch, vanuit Den Bosch gezien aan de linkerkant. Op een middag kwamen enkele paters met zijn ouders praten over de mogelijkheid hem naar Afrika te zenden. Als zijn moeder toen katholiek was geweest, had ze het niet goed gevonden, maar omdat ze protestant was, wilde ze juist dit typisch katholieke idee niet dwarsbomen; ze had nu eenmaal beloofd haar kinderen ‘goed katholiek’ op te voeden. Haar schoonzusters Boelens waren allemaal heel fijn katholiek en ze was bang dat ze het verwijt zou krijgen: Zie je wel, die protestantse wil hem niet laten gaan.3
1908, 11 april:
Jo gaat in postulaat, broeder in opleiding, intern in het klooster in Boxtel. Korte tijd later vertrekt hij naar een klooster in Parijs om vervolgens in Marseille op de boot te gaan naar Algerije.
Het klooster was in Maison-Carrée in Algerije en droeg de naam Sainte-Marie. De kloosternaam die hij aannam was frère [broeder] Frédéric. Hij zal deze naam gekozen hebben uit respect voor zijn protestantse moeder die Frederica Johanna heette. Jo was werkbroeder en volgde tegelijkertijd een opleiding om tot priester gewijd te worden en om te werk gesteld te worden als missionaris in Afrika. Als alle stadia van die vorming doorlopen zijn, wordt men gewijd. Men legt dan de eeuwige kloostergeloften af, inclusief de belofte om celibatair te leven.
De paters van St. Charles in Boxtel hadden het volgende briefje meegegeven naar Afrika:
1909, 8 april:
Hij neemt het habijt aan in Maison-Carrée (Algerije).
1911:
Jo wordt overgeplaatst naar het buurland Tunesië waar de orde in Thibar een groot landbouw-domein had, waarvan de producten een flink deel van de congregatie inkomen verschaften. Er werden druiven verbouwd voor de wijn. Vele broeders leefden en werkten er. Het kloosterbedrijf heette St. Joseph.
Johannes Wilhelmus Antonius Boelens (1891-1973) als werkbroeder van de Witte Paters in Afrika.
Soms moesten er lange tochten gemaakt worden naar verafgelegen missieposten. De Arabieren, die meegingen, namen dan een levende geit mee, die onderweg geslacht werd. Het regime in het klooster was streng. De jonge paters-in-spé moesten gehard worden. Ze moesten leren zich van alles en nog wat te ontzeggen. Uren aan een stuk bomen zagen in de bloedhitte was heel gewoon en als er door de superieur na afloop opgemerkt werd: “Is dat alles wat je gedaan hebt?”, had je dat maar te slikken. Jo was een straffe roker. Het paste niet in dat milieu dat hij zich zo overgaf aan dat genotmiddel. Hij werd op het matje geroepen en kreeg te horen, dat hij nog slechts één pijp per dag mocht roken. Jo schreef toen een brief naar Den Bosch met het verzoek hem de grootste pijp die men kon vinden op te sturen. Zo rookte hij dus maar één pijp per dag, maar toch nog lekker veel.
1917, 1 januari:
Een half jaar vóór zijn definitieve uittreden schrijft Jo nog een brief aan de Algemeen Overste, waaruit enkele citaten:
Jo krijgt echter last van heimwee, wordt ziek in Tunesië en in juli 1917 treedt hij uit om terug te gaan naar Den Bosch.4 Hij kon vanwege de Eerste Wereldoorlog niet over het vasteland van Frankrijk reizen. Hij voer via Gibraltar naar Engeland.
Met de boot maakte hij vanuit Southampton de oversteek naar Rotterdam en reisde van daaruit per trein naar Den Bosch, waar hij op 26 september 1917 werd ingeschreven.5 Op het station wachtten zijn vader en zijn zuster Mien hem op. Hij zag er clochard-achtig uit en ze zagen hem in eerste instantie over het hoofd. Uiteindelijk ziet hij hen zelf en stapt enthousiast op zijn zuster af, die hem niet herkent en vol afschuw uitroept: “Ga weg, vieze man!” Wekenlang volgden bezoeken bij veel familieleden, waarbij hij de halve tijd Frans sprak, want hij had 10 jaar geen Nederlands meer gesproken.
Na een tijdje loopt hij met zijn zuster Mien in de stad en een meisje met de fiets aan de hand groet hem. Het was hun oude buurmeisje van toen ze nog in het Korenstraatje woonden: Annie Desmense.
1919:
Getuigen bij het huwelijk waren: Oom Willem Claassen, aannemer, en broer Antoon Boelens, kapper. Schoonvader Desmense kon de huwelijks-akte niet mede ondertekenen ‘wegens onervarenheid’. Het kerkelijk huwelijk vond dezelfde dag plaats in de St.-Jan. De H. Mis werd opgedragen door de toenmalige plebaan H. Adelmeijer.
Annie was in die tijd werkzaam op het kantoor van de distributie. Door de Eerste Wereldoorlog waren nog veel goederen op de bon. Het kantoor verzorgde de administratie.
Schoonouders Desmense hadden een goed lopend pension-café-restaurant op de hoek van de Hooge Steenweg en het Tweede Korenstraatje gehad. Vóór die tijd hadden ze een klein café aan de linkerkant in het Tweede Korenstraatje, in het tweede pand (thans Hema). Dit heette ‘het Hazewindje’, zo genoemd omdat in de 12e/13e eeuw de hertog van Brabant op die plek zijn jachthonden had ondergebracht.6 Piet Desmense was analfabeet, maar wilde dat niet weten. ’s Morgens moesten zijn kinderen diverse nieuwtjes uit de krant voorlezen. Vervolgens ging hij aan de leestafel in zijn zaak zitten, de kinderen moesten hem dan zeggen hoe hij de krant moest houden, anders hield hij hem op zijn kop. Langs zijn neus weg knoopte hij dan gesprekken aan met de klanten over dingen die hij in “de krant gelezen had”. Zijn vrouw en hij hebben in totaal 16 kinderen gehad, waarvan er maar 5 volwassen zijn geworden.7 De enige (volwassen geworden) zoon, Piet Desmense, journalist in opleiding, is heel tragisch op 24-jarige leeftijd aan longontsteking overleden. Bij het huwelijk van hun dochter Annie met Jo Boelens woonden schoonouders Desmense inmiddels in de Kolperstraat nr. 9 waar zij “heren in de kost” hadden.8
De familie Boelens wist niet goed wat voor werk Jo zou moeten gaan doen. Misschien was het maar het beste dat hij koster werd; maar hij ging werken als vertegenwoordiger voor zijn zwager Joost van den Berge, gehuwd met To Desmense, die een ijzerzaak had in de Vughterstraat (later in de Postelstraat). Als Jo ‘s avonds doodmoe thuiskwam, trof hij zijn zwager Joost gezellig thee drinkend aan met To en Annie. Het was gauw afgelopen met het baantje. Jo wilde zelfstandig worden.
In die tijd zat de stad nog vol Belgische vluchtelingen van de Eerste Wereldoorlog, die het jaar daarvoor afgelopen was. Velen waren nog niet teruggekeerd, omdat hun huizen onbewoonbaar waren door de oorlogshandelingen. Er was geen woonruimte te krijgen, dus het jonge paar week uit naar Vught, waar ze op kamers gingen wonen op het Marktveld.
Gedurende het eerste jaar van hun huwelijk stonden Jo en Annie met textiel op de markt, maar daar hadden ze niet meer zo’n zin in, ze wilden liever hun eigen winkel hebben.
Vóór de Tweede Wereldoorlog is het gezin heel vaak verhuisd. Deze verhuizingen zullen hierna de revue passeren.
Vanuit Vught zijn ze al op 17 november 1919 verhuisd naar de Grobbendonckstraat9 in Den Bosch, waar hun oudste zoon Ben exact een jaar na hun huwelijk geboren is. Deze straat bevindt zich in de wijk ‘Het Zand’, vlakbij het Emmaplein, waar toen nog de H. Leonardus-kerk stond. In oktober 1944, bij de bevrijding van de stad, heeft de straat veel oorlogsschade opgelopen.
1920, 9 december:
Verhuizing naar Kolperstraat 9, waar de dochters Annie en Toosje (jong gestorven) geboren zijn. Ze woonden daar bij schoonouders Desmense, die boven woonden en zelfs nog kamers verhuurden. Desmense was eigenaar van het pand. Het gezin woonde achter de winkel en hun slaapkamers waren ook boven. Het was een heel groot pand. Later was er gedurende tientallen jaren de bekende kapsalon van Hopman gevestigd.
1921, 17 mei:
Oprichtingsdatum van J. Boelens-Desmense, manufacturen, Kolperstraat 9.10 Het was hun eerste winkel: ‘Maison Le Louvre, damesmodes’, een tamelijk chique damesmodezaak, met het zogenaamde ‘betere goed’. Ze hadden veel deftige klanten, bij voorbeeld uit de Peperstraat.
PNHC 18 mei 1921
In die tijd was het gebruikelijk, dat leveranciers thuis kwamen bezorgen, vaak was er zelfs een speciale ingang voor de leveranciers. Ook was het de gewoonte, dat ze slechts éénmaal per jaar betaald werden. Doordat hij verkeerd ingekocht had, zat Jo eens in financiële nood. Hij raapte alle moed bij elkaar en stelde keurig nette rekeningen op voor zijn rijke klanten. Het was echter eigenlijk nog lang niet het moment van betaling. Toch ging hij overal de adressen af om zijn geld. Men was hevig gechockeerd over deze zeer ongebruikelijke handelwijze en men vond het vreselijk om aan de deur gemaand te worden. Dit heeft hem nogal wat klanten gekost.
Aan de overkant in de Kolperstraat zat een speelgoedzaak, ‘de Wilhelminabazar’ van de familie Bleydenstein-Haas.11 Jo en Annie waren nog in hun jonge jaren, hielden van gezelligheid, dus er was nogal eens wat te vieren en dan kwamen oudste broer Christ en nog een stel andere familieleden. Als ze weer naar huis gingen waren ze nogal eens luidruchtig bij het afscheid nemen, en dan werd overbuurman Bleydenstein zo kwaad, dat hij zijn toiletemmer over hen uitstortte.
Rond 1923/1924 volgt een korte periode Orthenstraat 41. Het was een woonhuis met een flinke tuin. Ze hadden er geen winkel. In die tijd stonden ze op de markt.
In 1925 verhuist men naar Vughterstraat 79, een benedenwoning, waar de zonen Piet en Jan geboren zijn. Jo en Annie hadden daar een winkel. Tegenwoordig is het één pand samen met nr. 81. Toevalligerwijs hebben de achterkleinzonen Karel en Mike Versteegen daar nu een zaak in kunstenaarsbenodigdheden en handvaardigheidsmaterialen, met de naam ‘de Kwast’.12
PNHC 22 juni 1925
PNHC 3 mei 1928
Een legendarische figuur uit die periode was Sjef Kappé. Hij was manusje van alles bij Boelens. Klusjesman, etaleur, schilder. De meest indrukwekkende etalagekasten werden door hem gemaakt. Hij hield erg van het werken met plakkaatverf. In het voorjaar schijnt hij eens een opvallende etalage gemaakt te hebben met als thema: ‘De lente nadert’. Sjef was een excentriek ventje. Die tekst schilderen met ‘de lente nadert’ duurde een eeuwigheid. Steeds als hij één letter klaar had, ging hij aan de overkant van de straat op zijn gemak het resultaat van zijn werk staan bekijken. De lente was bijna voorbij, toen het klaar was. ...
In 1928 wonen ze op het adres Ridderstraat 20.
Daarna volgt Van Noremborghstraat 117 in de nieuwe wijk De Muntel, waar dochter Toos in april 1929 geboren is. De zaak liep daar totaal niet en men besloot terug te keren naar de binnenstad.
Het werd Hinthamerstraat nr. 9, waar zoon Martien in december 1930 werd geboren.
De jaren ‘30 begonnen zakelijk gezien heel goed en eindigden voor veel mensen slecht. Jo en Annie betaalden in de Hinthamerstraat een huur van f 31 per week. Er werd aangekondigd, dat er huurverhoging kwam. Jo protesteerde daartegen en zei, dat hij er wel uit zou gaan. Hij hoorde er niets meer van, ook niet van de huurverhoging. Op een dag kwam de eigenaar vertellen, dat hij het pand verhuurd had. Eigenlijk was dat niet de bedoeling van Jo, hij had maar wat gebluft, want de zaak liep erg goed. Dochter Riet wordt nog op nummer 9 geboren.
In het pand ernaast, Hinthamerstraat 7, was een café gevestigd geweest. Toevallig kwam het vrij en de familie verhuisde dus naar één deur verder richting Markt, het was in het voorjaar van 1932.
PNHC 18 maart 1930
1932, 4 juli:
Aan de handelsnaam wordt toegevoegd ‘De Kousenkoning’.13 Onder deze naam zou Jo Boelens lange tijd bekend blijven in de stad. Veel oudere Bosschenaren gebruikten die handelsnamen om al die Boelensen uit elkaar te kunnen houden. Hoe de naam ontstaan is, is niet goed bekend. Hij zal misschien eens een grote partij kousen en sokken opgekocht hebben, die hij via stunt-verkoop onder deze naam verkocht. In ieder geval was het niet zo dat hij alleen kousen en sokken verkocht. Het was een textielzaak met een uitgebreid assortiment. Zelfs stof aan de rol werd er verkocht.
Op nr. 5 zat een paraplu-winkel. De eigenaren stopten ermee en Jo begon op nr. 5 een schortenzaak, waar goede omzetten gedraaid werden. Het hoofdbedrijf bleef echter nr. 7. Aan de overkant zat de grote concurrent Philip van Maarssen met zijn ‘Witte Bazar’.14 Dochter Fifi wordt geboren.
Van 1934 tot 1937 was Jo tevens grossier in textiel. Hij kocht grote partijen op die hij doorverkocht vooral aan marktkooplieden, maar ook aan winkeliers.15
1935, 3 september:
Het gezin verhuist naar Vught, Leeuwensteinlaan 2, tegenover het raadhuis. De winkels bleven wel in de Hinthamerstraat. De belangrijkste reden voor deze verhuizing was de gezondheid van zoon Jan. Hij had een scheve nek en de dokter had gezegd, dat hij zon, licht en water moest hebben. Vandaar dat Jo en Annie het beter vonden ‘buiten’ te gaan wonen.
Zoon Ben was op kostschool geweest op de Ruwenberg in St. Michielsgestel. Hij was weer thuis, hielp wel mee in de zaak, maar haalde vooral kwajongensstreken uit. Ook de andere kinderen, behalve Annie en Martien, zijn op kostscholen geweest. Ondanks haar drukke gezin met de vele kinderen was Annie Boelens-Desmense ook steeds aktief in de zaak. Ook al was er weer een kleine op komst, Annie bleef vaak nog tot een dag vóór de bevalling doorwerken. Hoewel Annie en Jo zakelijk hun ups en downs hadden, waren er meestal kindermeisjes en dienstmeisjes voor dag en nacht, ook in de slechte tijd. Dat was in die tijd heel gewoon.
Advertentie jubileumkrant 4 juli 1935 t.g.v. het 750-jarig bestaan van de stad.
In de jaren ’30 was er een Duitse dienstbode. Ze beviel niet zo want ze zei steeds tegen de kleine Fifi in de kinderstoel: Was sagst du zu Hitler? De peuter antwoordde dan: Heil! Op een dag meldde ze zich ziek, maar toch had iemand haar later bij Hotel Noord Brabant op het terras zien zitten met een soldaat. De volgende dag werd ze op staande voet ontslagen. Ze moest terug naar Duitsland en stuurde vervolgens uit nijd een kaart met een grote mangel erop. Een man draaide aan de zwengel en een vrouw werd door de mangel gedraaid, terwijl ze allemaal geld uit haar mond spuwde. De tekst eronder was: Der Perscher. Dit sloeg op Jo.
Buiten de stad heeft Jo ook winkels gehad: In Breda, zoals gezien, maar ook in Vught op de Heuvel, naast de H. Petrus-kerk, in Oisterwijk, Oirschot, en Oss. Niet allemaal tegelijk, het wisselde steeds. Als een zaak niet liep, werd er weer een winkel in een andere plaats geopend.
In april 1934 wordt Jo opgelicht door een van zijn bakfietsmannen:
PNHC 18 mei 1934
In de weken voorafgaand aan carnaval maakte hij altijd één grote carnavalswinkel. Men kon dan alles krijgen op het gebied van carnaval, niet alleen textiel. In Duitsland bestelde hij maskers, imitatie- muziekinstrumenten, rare hoofddeksels, brillen, oorringen, losse kragen, baarden en wat dies meer zij.16
PNHC 25 februari 1938
Jo was een diep gelovig mens, zijn kinderen moesten iedere dag met hem mee naar de kerk. Als er wel eens één op een ander tijdstip ging dan de rest van de familie, vroeg hij, om te controleren of hij geweest was, de kleur van het kazuifel van de priester. Priesters dragen altijd, naar gelang de periode van het kerkelijk jaar, een andere kleur kazuifel.
Jo en Annie waren lid van de ‘Nederlandsche R.K. Bond voor Groote Gezinnen’, die eind 1917 was opgericht door Mathijs Jansen, typograaf uit Nijmegen. Naar het voorbeeld van de Franse ‘Ligue des Familles Nombreuses’ wilde de Bond opkomen voor de belangen van het grote gezin. Er moest kinderbijslag komen, belastingverlaging voor grote gezinnen, goedkopere woonruimte, gezinskortingen, een schoolgeldregeling etc. Het ging echter niet alleen om het materiële, maar vooral ook om het zedelijke belang van het grote gezin. De Bond stelde zich ten doel om ‘zoowel de leden zelf als de samenleving in het algemeen meer achting voor de Christelijke levensopvatting en de eerbaarheid van het huwelijk in te boezemen’. De geest van gemak- en genotzucht moest bestreden worden. De ergste uitwas daarvan was volgens deze beweging de Nieuw Malthusiaanse Bond, een organisatie die pleitte voor geboortebeperking en zelfs openlijk reclame maakte voor het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Dat moest met vuur en zwaard worden bestreden.17
Met het in Vught geboren dochtertje Willy vestigt het gezin zich op 4 mei 1937 toch weer op Hinthamerstraat nr. 7.18 De zaken gingen slecht, het waren de donkere crisis-jaren. De mensen hadden weinig te besteden, dus ging het de winkeliers ook niet goed. Het was voor Jo en Annie niet meer op te brengen twee huizen er op na te houden. Toen de kleine Willy op 21 mei 1937 overleed, was er nauwelijks geld voor de begrafenis. Jo stond huilend een doodskistje te timmeren in de kelder in de Hinthamerstraat.
De periode 1937-1939 vormt sowieso een zwarte bladzijde in dit levensverhaal. De zaak raakt volledig aan de grond door de volgende affaire: Getipt door een goede kennis was Jo in zee gegaan met de heer Henkelman uit Eindhoven, die vertegenwoordiger was bij Werkkledingfabriek ‘De Kroon van Twenthe’ in Enschede. De directeur van deze fabriek was de heer Van Deppenbroek, voor wie Jo een grote bewondering had. Een “keurige man”, voorzitter van het kerkbestuur, e.d. Kortom: Het kon niet misgaan. Henkelman had de afspraak met Jo gemaakt, dat hij hem goederen in consignatie zou leveren. Zoals altijd, was Jo te goed van vertrouwen en had op basis van deze mondelinge afspraak de man geloofd. Er werd heel veel goed geleverd, maar op de factuur stond niet vermeld dat het een partij consignatie-goed betrof. Toen Henkelman weer in de winkel kwam, wees Jo hem daarop en vroeg of de volgende keer het toch wel duidelijk vermeld zou kunnen worden. De man beloofde een en ander te regelen, er kwam weer een grote partij binnen, met opnieuw een factuur zonder het woord consignatie. Uiteindelijk kwam Jo in betalingsproblemen. Henkelman had in Enschede goede sier gemaakt met deze grote order en had er niet bij gezegd, dat het consignatie was. Toen puntje bij paaltje kwam en Jo niet kon betalen, vroeg ‘De Kroon van Twenthe’ zijn faillissement aan.
Op 18 juli 1939 werd hij in staat van faillissement verklaard, dat op 20 september werd opgeheven wegens gebrek aan baten, dus er was niets meer te halen.19
Ze moesten helemaal opnieuw beginnen en pakten maar weer de markthandel op. Dit vonden ze niet fijn. Ze stonden op markten in diverse plaatsen. Om naar de markten te gaan, gebruikten ze een vrachtbus, die ze leenden van de familie Veltman uit de Gasselstraat. Een jaar daarvóór waren Jo en Annie al met hun gezin verhuisd naar Krullartstraat 2. De jongste dochter José is er geboren.
Krullartstraat 2 was/is een groot bovenhuis op de hoek van de Kerkstraat, naast boekhandel Heinen. Ze schaamden zich een beetje, dat ze in het Krullartstraatje woonden en spraken zelf liever van Kerkstraat 29, dat was het adres van het benedenhuis. De woning werd gehuurd van de familie Koesen, van de sportartikelenzaak uit de Hinthamerstraat voor f 9 per week.20
Vanaf dat moment was het afgelopen met al die verhuizingen want gedurende 20 jaar zou dit het adres blijven. Eens was Annie vanuit het bovenhuis getuige van een inbraak bij boekhandel Heinen. Een rechercheur kwam en er moest een signalement van de inbreker gegeven worden. “Had hij een hoed op?” vroeg de rechercheur. “Nee, een hoed had hij niet op, dat weet ik zeker” antwoordde Annie stellig. “Droeg hij dan een bril?” was de volgende vraag. “Nou, dat kon ik niet zien, want ik keek hem boven op zijn hoed.” Heel haar leven is Annie met deze blunder geplaagd; gelukkig kon ze er zelf om lachen.
In 1939 vertrok oudste zoon Ben als KNIL-militair naar Ned. Indië.
1940, 25 juni:
Jo doet weer zaken onder de naam ‘de Kousenkoning’. Het dossier van de Kamer van Koophandel vermeldt hem als zodanig.
In het begin van de oorlog ging het ineens economisch gezien veel beter. Dit was een algemene tendens. Er was bijna geen werkloosheid meer en er werd geld verdiend. Jo had veel voorraden en bij de mensen was gebrek. Dus zijn handel leefde op. Hij kocht grote partijen handel op, die vaak al verkocht waren, voordat ze binnenkwamen. Ook werd textiel opgeslagen in het grote bovenhuis, tot zelfs op de badkamer. De hoofdzaak bleef de markthandel. Veel opslagruimte was er niet nodig, want de goederen werden vaak meteen verkocht.
Enkele cijfers over de oorlogsjaren:21
Jaar | Omzet | Bruto-winst | Netto-winst |
1941 | ƒ 13.543 | ƒ 4904 | ƒ 3077 |
1942 | ƒ 27.713 | ƒ 9105 | ƒ 7415 |
1943 | ƒ 21.108 | ƒ 7216 | ƒ 5457 |
1944 | niet bekend | niet bekend | ƒ 9495 |
In 1941 en 1942 werd nog betaald aan oude schuldeisers. In laatstgenoemd jaar werd nog f 500 aan ‘de Kroon van Twenthe’ betaald, waarna de schuld werd kwijt gescholden.
In de oorlog kregen de handelaren te maken met quota. Men kreeg dan het recht om voor een beperkte waarde textiel in te kopen en te verhandelen. Hiervoor werden coupons ter beschikking gesteld en die moest men bij iedere transactie inleveren bij de leverancier. De consument gaf punten/bonnen af als hij textiel kocht. De detaillist plakte deze bonnen op bonkaarten en kreeg tegen inlevering van volle bonkaarten de hiervoor genoemde coupons waarmee hij naar groothandel of de fabrikant kon gaan. Jo had geen quotum omdat hij failliet was. Eigenlijk mocht hij dus helemaal geen handel drijven. Maar er moest toch brood op de plank komen en iets anders dan de textielhandel had hij daarvoor niet tot zijn beschikking. Daarom heeft hij tijdens de oorlog heel veel ‘zwart’ gehandeld. Als je binnen die vast voorgeschreven quota bleef, dan was je legaal bezig, probeerde je meer goederen te krijgen, met zwart geld, dan was dat eigenlijk illegaal. Iets kostte bij voorbeeld f 20 + 14 punten. Buiten de legale quota om, was het met zwart geld mogelijk om meer te kopen en te verkopen.
Wekelijks ging Jo naar Amsterdam om textiel in te kopen en kwam veel bij Joodse firma’s, die in het begin van de oorlog nog gewoon draaiden. Door die omgang met de Joden heeft hij ook wat jiddische termen in zijn vocabulaire gekregen. Sommige zijn in de familie blijven hangen en worden nog door zijn kleinkinderen gebruikt, bij voorbeeld ach, nebbisch, of : hij zit in de merode, hij is gesjochte, mesjogge, mazzel en broghe e.d. De humor zal hij altijd al wel gehad hebben, maar misschien heeft de omgang met de Joden daar ook veel aan bijgedragen. Vanwege zijn uiterlijk werd hij soms zelf wel eens voor Jood versleten.
In de periode, dat hij vaak in Amsterdam kwam, steunde hij Joodse families, die in moeilijkheden kwamen. Jo kwam in Amsterdam vaak in de Jodenbreestraat. Als hij ‘s avonds thuis kwam, vertelde hij zijn vrouw welke Joodse bedrijven er weer opgeheven en welke gezinnen er weer weggevoerd waren. Op een gegeven moment hoefde hij niet meer te gaan....
Ondanks de oorlog is hun 25-jarig huwelijksfeest in 1944 op grootse wijze gevierd, natuurlijk met een plechtige H. Mis in de St.-Jan en een feest bij Hotel Royal in de Visstraat, waar ze vaak kwamen. Alleen: De grote afwezige was zoon Ben, van wie niemand wist of hij nog in leven was. Onbekend was dat hij in Hainan (China) in een Jappenkamp zat. Dit wierp vanzelfsprekend een schaduw op het feest. In de beginjaren van de oorlog had hij nog iedere week een brief geschreven, maar de laatste brief was inmiddels al een paar jaar oud...
In oktober 1944 werd de stad bevrijd maar Jo en Annie misten niet alleen Ben, doch ook over het lot van dochter Annie, die sinds haar huwelijk in 1943 in Amsterdam woonde, zaten zij in spanning.
De familie Boelens moest - zoals zoveel Bosschenaren - naar een schuilkelder. Jo deed een beroep op zijn achterneven Jansen (van A.F. Jansen) op de Markt. Daar hebben ze met veel familieleden in de kelder gezeten. Later verhuisde men naar een kelder op Kerkstraat nr. 12, bij de familie De Graaf. Het gezin van de stadsaanplakker Krijbolder zat daar ook. Het verhaal gaat dat hij zijn emmer met lijm in de kelder bij zich had.
In mei 1945 koopt Jo voor f 10.000 van de dames Van Berge een winkelpand in de Ridderstraat op nr. 12, dat dochter Annie en haar man van hem gaan huren.22
1945, augustus en 1946 januari:
Nu Nederland weer bevrijd is wil Jo een ferme herstart maken en zowel zijn winkelbedrijf als de grossierderij nieuw leven inblazen. Dat gaat echter niet zomaar. Hij schrijft brieven aan het Rijksbureau voor de distributie van textielproducten voor den Handel in Den Haag. Probleem was dat hij nooit ingeschreven stond als grossier, dus hij moest aantonen dat hij vóór de oorlog als zodanig werkzaam geweest was. Hij overdrijft in zijn brieven:
Ook voor het krijgen van een winkeliersvergunning moet hij zich tot dezelfde instantie wenden:
Hij voegt er een verklaring van de Politieke Recherche aan toe waaruit blijkt dat hij niet voorkomt in het politiek kaartsysteem. Hiermee wordt bedoeld dat hij tijdens de oorlog niets gedaan heeft dat niet door de beugel kon, zoals lid zijn van de NSB, de fascistische partij die heulde met de Duitsers.24
Het is allemaal gelukt om met de benodigde papieren opnieuw te starten. Een winkelbedrijf is er echter nooit meer gekomen, het werd een grossierderij, nog altijd onder de naam ‘de Kousenkoning’ met als bedrijfsadres: Krullartstraat 2. De zonen Piet en Jan draaiden al volop mee in de verkoop. Vooral Jan maakte grote omzetten.
In maart 1946 maken Jo en Annie waarschijnlijk het gelukkigste moment uit hun leven mee. Jo kon hun oudste zoon Ben gaan halen, die uit Indië met de boot was aangekomen. Ben keerde, na 7 jaar afwezigheid, weer terug in het gezin. Samen met schoonzoon Nico Schiltmans staat Jo op de kade te wachten totdat de jongens van de boot komen. Er is een grote menigte, maar om op te vallen heeft Jo een flink bord bij zich, dat hij omhoog gestoken houdt. Op het bord staat de tekst: ‘Boelens, Den Bosch’. Ben ziet vanaf het dek het bord en raakt natuurlijk zeer ontroerd. Toen Jo met zijn zoon in Den Bosch aankwam, hingen overal in de Kerkstraat en in de Krullartstraat de vlaggen uit. Drie dagen lang is er feest gevierd. Met groot élan stort nu ook Ben zich in het werk in de grossierderij van zijn vader en geeft een hele nieuwe impuls aan het bedrijf. De markthandel wordt definitief vaarwel gezegd en men beperkt zich louter tot de groothandel. ‘De Kousenkoning’ wordt opgeheven. Men gaat werken onder de naam Firma Gebr. Boelens. Voor de geschiedenis van de firma Gebr. Boelens en de verdere aktiviteit25en van Jo daarin, zie: ‘Geschiedenis Textielgroothandel Firma Gebr. Boelens en nevenbedrijven’. Tot zijn dood is Jo alle ontwikkelingen in de zaak blijven volgen.
Annie hield erg van handwerken, vooral smyrna-knopen. Met haar dochters heeft ze vaak lopers geknoopt van smyrna-wol voor de Zusters van de Mariënburg aan de St. Janssingel. De wol kwam van Schiltmans. Ze heeft ook altijd veel gehaakt. ’s Zomers gingen ze graag naar zee en huurden dan bij voorbeeld een maand een groot huis in Scheveningen, waar ook de kinderen in groepjes naar toe kwamen. Ze waren veel samen in de stad en hielden ervan op terrassen te gaan zitten, omdat ze in de Krullartstraat helemaal geen zon hadden. Annie klaagde altijd over haar huis zonder zon. Als er wel eens op een terras bij Van Gaalen (Hotel Royal) of bij Piet Mulders (Hotel Noord Brabant) geen plaats was, vroeg Jo of er soms iemand wilde opstaan voor een moeder van elf kinderen, hetgeen dan prompt gebeurde.
Carnaval 1951: Jo en Annie Boelens-Desmense met v.l.n.r. Riet en Martien Boelens, Georgette van Wijnsberghe, Fief Boelens, Thérèse van Wijnsberghe, Jan en Toos Boelens, de meisjes Van Wijnsberghe waren dochters van een bevriende textielfabrikant uit Zevengem (B).
Karikatuur van Johannes Wilhelmus Antonius Boelens (1891-1973) door Henk de Laat.
Op 16 december 1957 verhuizen Jo en Annie naar Vughterweg 32, een ouderwets stijlvol halfvrijstaand herenhuis met flinke tuin. Boven had je vanaf de slaapkamer aan de achterzijde een mooi uitzicht op ‘het Bossche Broek’. Deze kamer werd dan ook meteen ‘de polderkamer’ genoemd. Er was daar een schouw met tegeltjes, die afkomstig waren uit ‘het Wapen van ’s-Hertogenbosch’, een café dat gevestigd was geweest op Kerkstraat 32, vóórdat daar de textielgrossierderij Gebr. Boelens kwam.
Ze hebben genoten van hun huis met tuin aan de Vughterweg waar het altijd de zoete inval was voor de familie Boelens.
De gouden bruiloft in 1969 is gevierd met een H. Mis in de St. Catrien en een receptie en diner in het ‘Oranje Hotel’ in Den Bosch. Zoals vaak bij grote gebeurtenissen in de familie droeg neef pater Frits van der Ven S.J. de mis op. Hij hield een geweldige preek waarbij hij een extra compliment gaf aan Annie, vanwege het feit dat ze het 50 jaar volgehouden had, want “met een Boelens getrouwd te zijn is boeiend, maar ook zeer vermoeiend”. Een gelach van herkenning weerklonk in de kerk en sindsdien is dit in de familie een gevleugelde uitspraak geworden. Zelfs de familie in Canada kent deze zin!
Rond 1970 verhuisde Annie noodgedwongen naar Verpleegtehuis Oosterhof aan de Eemweg. Iedere middag liep Jo - heel vitaal - van de Vughterweg naar Oosterhof, aan de andere kant van de stad, om bij zijn vrouw te zijn. Hij sloeg nooit over. Ze konden er in Oosterhof de klok op gelijk zetten.
Op de terugweg van één van die bezoeken, wilde hij nog even bij iemand op bezoek op de Koningsweg. Daar is hij op 18 mei 1973 aangereden door een auto.
Door dit ongeval heeft de gemeente besloten op die plaats een voetgangersoversteek te maken, die daar ook nu nog is. Vijf weken lag hij in coma, waar hij niet meer uit wakker geworden is. Annie heeft niet goed beseft dat hij overleden was. Precies drie maanden later overleed ook zij.
Jo en Annie Boelens-Desmense
Uit dit huwelijk:
- Bernardus Johannes Catharina (Ben) Boelens (1920-1980), textielgrossier/importeur, firmant Gebr. Boelens, Kerkstraat 32 en Kasteleinenkampweg 1. Volgt.
- Johanna Catharina Petronella (Annie) Boelens (1921-2010), winkelierster ‘Het Handwerkhuisje’, Ridderstraat 12, directrice Schiltmans Self Service B.V., groothandel in handvaardigheidsmaterialen, Kruisstraat, Moeskampweg 1. Volgt.
- Catharina Wilhelmina Johanna (Toosje) Boelens (1923-1923)
- Petrus Catharina (Piet) Boelens (1925-2006), handelaar, trouwt in 1947 met (en scheidt van) Maria van Loon (1928-1995).
- Johannes Maria (Jan) Boelens (1927-1951), textielhandelaar, omgekomen bij een verkeersongeval.
- Catharina Johanna Wilhelmina (Toos) Boelens (1929-2003), winkelierster ‘Het Lingeriehuis’, Vughterstraat 60, Hinthamereinde 96, ‘Trix’, Minderbroedersstraat. Volgt.
- Martinus Elisabeth Maria (Martien) Boelens (1930-1997), textielgrossier, firmant Gebr. Boelens, Kerkstraat 32 en Kasteleinenkampweg 1. Volgt.
- Maria Johanna Antonia (Riet) Boelens (1932-2014), medewerkster firma Gebr. Boelens, winkelierster, directrice Kleutermode B.V., Pastoor de Kroonstraat 10. Volgt.
- Sophia Wilhelmina Maria (Fief) Boelens (*1933), zelfstandig ondernemer en agent, trouwt in 1959 met Alphonsus Paulus Maria (Fons) Disch (1930-1998), ambtenaar bij de PNEM
- Wilhelmina Johanna Maria (Willy) Boelens (1937-1937)
- José Catharina Maria Boelens (*1939), trouwt in 1964 met Peter Kanis van Hellenberg Hubar (1932-2016), medewerker verzekeringsmaatschappij
| |